Op 11 november herdenkt België de wapenstilstand van de Eerste Wereldoorlog, viert Nederland Sint-Maarten en schrijf ik over totaal andere onderwerpen, aangezien er veel meer gebeurde in de wereld dan de grote, bekende feiten. In deze update zal daarom de Egyptische farao van een andere, minder bekende kant worden belicht, aangezien zij misschien wel het licht van de samenleving waren, maar er ook rare gewoontes op nahielden.
Farao’s, leiders van het Egyptische volk, waren volgens de Egyptische grondslag letterlijk de belichaming van god. Hun naam betekend dan ook ‘Groot Huis’, wat niet inhield dat het allemaal rozengeur en maneschijn was voor deze mannen en vrouwen. Had een farao de respectabele regeertijd van dertig jaar bereikt, moest hij/zij aantonen dat ze nog fysiek capabel waren om het rijk te regeren. Dit werd getest door de farao een bepaalde afstand te laten rennen, iets wat hij/zij moest kunnen zonder er bij neer te vallen.
Farao’s waren daarnaast ook niet echt monogaam, en redelijk achterdochtig. Ze trouwden met alle jonge prinsessen (of prinsen, maar dat kwam pas veel later voor) om zo te voorkomen dat er een rivaal van goddelijke afkomst kon worden geboren. Dat de farao’s in de eerste eeuwen niet vrouwvriendelijk waren blijkt voornamelijk uit de reactie op Hatshepsut- een vrouwelijke farao die een ‘pruik’ droeg op haar kin om zo mannelijk te lijken. Haar opvolgers waren zo vol van afschuw dat een vrouw (sorry) als koning had geregeerd dat haar naam overal weg werd gekrast.

Farao Hatshepsut
Toch was het als boer onder een farao niet heel veel beter. Was je in dienst van een farao? Dan bestond de kans dat je ingesmeerd werd met honing om insecten weg te houden te houden bij de verlichte godheid. Niet helemaal je ding? Dan kon je altijd nog mee begraven worden in de piramide van de farao, want ja, een farao had ook in zijn nieuwe leven een hele hoop slaven nodig..